Een tijdje terug zat ik naar een film te kijken dat me weer eens aan het denken zette. Niet dat ik maar af en toe denk want dat doen we de hele dag maar bij wijze van spreken. Het ging over het wel en wee binnen de gevangenismuren, voor de veroordeelden had de overheid vele jaren een ruimte gereserveerd.
Het speelde zich af begin jaren ‘50 van de vorige eeuw en eindigde rond de eeuwwisseling. Hoe de film verliep daar val ik je niet mee lastig, wel het feit dat één van de acteurs een gedetineerde speelde die in 1948 op 20-jarige leeftijd in hotel traliezicht terecht kwam en wegens goed gedrag eind jaren ‘90 weer op vrije voeten werd gesteld. Die man had me toch een partij aanpassingsproblemen! Op een gegeven moment zei hij tegen zijn vriend, die nog in de bajes zat: ”Wat heeft de wereld toch een verschrikkelijke haast gekregen!” In de eerste weken na zijn vrijlating werd hij bijna dagelijks opgeschrikt door claxonnerende auto’s. (Het verhaal speelde zich dan ook in Chicago af.)Een andere scène was dat hij na al die jaren wel eens van bil wilde. Nadat hij wat geld had gespaard ging hij naar een bordeel maar wat hij daar aantrof aan vulgaire ideeën gaf zo’n impact dat een vol doosje viagra nog steeds geen gewenst resultaat zou geven. Uiteindelijk verlangde hij terug naar zijn cel en dagelijkse beslommeringen achter die hoge muur.
Nu is dit alles natuurlijk gespeeld, ik vroeg me dus af hoe dat in werkelijkheid zou zijn. Zouden wij dan zo’n opgejaagde mensenmassa zijn geworden? Ik bedacht me hoe het voor mijn opa zaliger zou zijn als die nu in de huidige maatschappij zou terugkeren. Waarschijnlijk zou hij in de auto op de snelweg doodsangsten hebben, hoorn dol worden bij de huidige manier van communiceren, hyper nerveus worden in de mensenmassa, stuiterend naar bed gaan en als redmiddel de stilte gaan opzoeken, maar ook dat is maar een vermoeden. Tja, zijn er wel mensen die zo’n periode van isolement hebben meegemaakt? En dan met name de overgang jaren ‘50 tot aan het decennium. Er is in 1974 een Japanse luitenant in de jungle van de Filipijnen teruggevonden die er van uit ging dat WO2 nog niet beëindigd was. Ik kan mij voorstellen dat zo’n man best wel aanpassingsproblemen heeft gehad. Sterker nog, hij kon maar niet wennen en is toen een boerderij in Brazilië begonnen, ergens ver achteraf. Daar zou best wel een mooie film over gemaakt kunnen worden.
Ineens moest ik ook denken aan tante zuster, de meesten zullen wel begrijpen wie ik daar mee bedoel. Heel af en toe zie je nog wel eens een non lopen, meestal niet meer zo vlug van been, omdat de gemiddelde leeftijd vrij hoog is. Veel aanwas is er niet in ons land omdat deze roeping niet meer populair is. Maar vroeger had bijna elke familie wel een tante zuster. Ik heb er totaal 3 gehad, twee oud-tantes en ééntje kreeg ik er gratis bij toen ik trouwde. Alle drie waren super aardige mensen. Als ik ooit verhalen aanhoorde van nonnen en paters op de lagere school, die op zijn zachts gezegd ‘niet leuk’ waren, ik heb die ervaring met mijn tantes absoluut niet. Wel heb ik leraren gekend die hun handen niet thuis konden houden maar ook die waren ver in de minderheid. Dus alstublieft niet bagatelliseren. Twee tantes hebben een groot deel van hun leven ingezet voor de arme mens. Je kan ze vergelijken met Artsen zonder Grenzen en andere organisaties binnen ontwikkelingshulp. Beide hebben een hele nare tijd meegemaakt door de Japanse bezetting, hebben gigantische ontberingen moeten doorstaan en hebben mensonterende dingen gezien en beproefd. Hoe knap is het dat ze nadien geen enkele rancune hadden, vergevingsgezind waren en opnieuw weer klaar stonden voor de kansarme mens, middels het geven van scholing of gezondheidszorg. Eenmaal met pensioen terug in Nederland leerde ik ze kennen als lieve, warme oude vrouwtjes met veel levenservaring en een bijzondere kijk op het leven, met een glimlach en een voldaan gevoel. Met alle respect voor de lintjesregen die er nu jaarlijks worden uitgedeeld…
Maar zoals gezegd, ik heb dus 3 tante zusters gehad. De derde was een Karmelietes. Wat ik er van heb begrepen is dat deze kloosterorde leefde in armoede, als kluizenaar, zichzelf voorzag door eigen arbeid en in gebed de dagen vulden. Voor de gemiddelde mens een wat vreemde levenswijze maar ook van deze tante kan ik je vertellen dat ze zachtmoedig, aardig, opgewekt en intelligent was. Om lichamelijk contact met familie tegen te gaan was in de bezoekerskamer in de jaren ‘60 nog een soort traliewand. Een doorgeefluik met draaiplateau gaf de mogelijkheid om een gift of cadeau over te brengen. Blijkbaar ben ik ook enkele minuten Karmeliet geweest want ik heb van horen zeggen dat toen ik een 6 maanden oud was ik even door het luik ben gezet, zodat tante zuster mij in haar armen kon nemen. (Dat moest blijkbaar stiekem maar ze greep haar kans schoon omdat een soort ‘bewaakster’, die tijdens het familiebezoek moest toezien of de regels in acht werden genomen even naar toilet moest.) Of zou het een onderlinge afspraak zijn geweest tussen beide nonnetjes? Afijn, gelukkig bleek het luikje nog te werken en kon ik weer via de reiswieg in de Renault Dauphin mee naar huis.
Maar oké, deze tante werd op hoge leeftijd ziek, zij werd opgenomen in een ziekenhuis. Ik paste in die tijd al lang niet meer door het luikje, had al een jaar of 10 mijn rijbewijs, zodat mijn moeder vroeg of ik haar naar tante zuster in het ziekenhuis wilde brengen. In al die jaren tussen het doorgeefluikje en het ziekenbezoek heb ik haar nog verschillende keren gezien en gesproken. Zo dacht ze ergens jaren ‘70 dat ik een vriendin van mijn zus was i.v.m. lange haren. Ook meende ze mij ooit gezien te hebben als bijrijder in een vrachtauto omdat die persoon naar haar zwaaide! Ze kon behoorlijk goed buurten. Ik herinner mij nog dat ze vertelde dat een sportvisser eens een grote karper als aalmoes aan het klooster had geschonken. Dat beest had waarschijnlijk al jaren de bodem van de Maas afgeslubbert en was blijkbaar niet te vreten. Toch was het in de lijn van hun levenswijze om de aalmoes te aanvaarden. “Ik zou willen dat ie met karper en al was verzopen”, vertelde ze met een lach. De nonnen hebben tegen heug en meug enkele dagen aaneen die karper moeten verorberen. De visser werd wel kenbaar gemaakt dat de karper moeilijk was te verteren en de kloosterlingen hadden liever dat bij een volgende vangst het beest teruggezet werd in de Maas.
Afijn, ergens ‘90er jaren bracht ik haar met mijn moeder een bezoek in het ziekenhuis. Volgens verplegend personeel en andere familie was ze er slecht aan toe en nogal verward. Toen ik aan haar bed zat en mijn moeder effe naar het toilet was vroeg ze mij hoe het met me ging als jonge vader. Ik was super blij met mijn eerste kind en vertelde haar dat dan ook met de nodige trots. Ondertussen was er op de TV de Bold en the Beautiful. Ze keek naar dat scherm waar haar kamergenoot aandachtig de serie aan het volgen was. Toen keek ze mij weer aan en zei: ”Jonge, kijk goed uit, het gaat niet goed met de wereld! Het verandert veel te snel en ook nog eens de verkeerde kant op!” Ik snapte direct dat sommige dachten dat ze verward was, de overgang van jaren ‘50 naar de jaren ‘90 waren zo groot, dat spookte door haar hoofd. En haar waarschuwing? Ook die begreep ik en begrijp ik gelukkig nog steeds, we moeten steeds op ons qui vive zijn, filteren wat goed en niet goed voor je is. Moeilijk, maar het is te doen. Tante zuster, bedankt voor de tip! Het heeft me al die tijd zeker geholpen.